Nieuwsbrieven
Nieuwsbrief Januari 2013: Allerbelangrijkste tip aan ouders
Vanwege de toegenomen belangstelling (heel fijn natuurlijk) is het voor mij ondoenlijk geworden om iedereen persoonlijk op de hoogte te houden, vandaar dat ik ertoe ben overgegaan om een nieuwsbriefsysteem te gebruiken.
In deze nieuwsbrief, die ik niet te vaak wil sturen, zal ik naast nieuwe data ook interessante artikelen meesturen. Door mijn werk voor de Stichting Nieuwetijdskinderen kom ik in aanraking met de nieuwste boeken en andere actuele info en tips in opvoedingsland, ook deze wil ik graag met je delen. Je ontvangt nu deze eerste versie omdat we in het verleden op enige wijze contact hebben gehad met elkaar. Als je geen verdere nieuwsbrieven wilt ontvangen kun je je per direct uitschrijven via de link onderaan de pagina. Ik wil je hoe dan ook het allerbeste toewensen en je in iedergeval deelgenoot maken van de allerbelangrijkste tip aan ouders; zie het eerste artikel. Robert de Klerk heeft een artikel geschreven over zijn ervaring als docent met jongensgedrag in het onderwijs. zie het tweede artikel.
Data
* 8 januari: Presentatie Opvoedopstellingen in het Trainerscafe van Happiness4all te
Wageningen; meer info
* 27 januari: Kinderfluisteraar met oudercoach; info en inschrijven
* 16 februari: Themadag voor ouders: van consequent naar congruent opvoeden; info en inschrijven
* 18 en 25 maart:Workshop Individuele Opvoedopstellingen voor professionals:
Deze workshop wordt georganiseerd door DeKindercoaches; info en inschrijven
Actuele info
Het door mij geschreven boek Individuele Opvoedopstellingen is inmiddels uitgekomen. Dank voor de vele positieve reacties die ik heb mogen ontvangen! Heb je het boek inmiddels ook gelezen, dan kun je een reactie achterlaten op mijn website via deze link.
Artikel 1: Allerbelangrijkste tip aan ouders
Stop met consequent doen! Door Marianne Langemeijer De afgelopen jaren heb ik aan vele ouders uitgelegd hoe belangrijk het is om te stoppen de consequente ouder uit te hangen. Zodra ik hierover begon vertoonden de gezichten van deze ouders een grote frons en vraagteken. Het is ouders toch altijd voorgehouden dat consequent zijn naar je kinderen het hoogste goed is? Jawel, dit klopt, maar ergens ook weer niet, als je er goed naar kijkt zie je dat hier een interessant addertje onder het gras leeft anders zou het niet zo lastig zijn om het consequent doen vol te houden. Laten we bij het begin beginnen; Wat maakt een ouder tot een goede opvoeder? Naar mijn idee zijn daarbij twee kernvragen van belang: ben je als ouder “echt” en ben je “werkelijk beschikbaar”. Veel ouders voeden op met het idee dat als zij bepaalde regels hanteren, regels die zij hebben overgenomen uit de eigen opvoeding of regels die zij juist niet willen hanteren vanuit de eigen opvoeding, zij het dan goed doen. Maar wat ben je hierdoor feitelijk aan het doen? Je probeert vanuit je denken op te voeden. Er is op zich niets mis mee om je gezonde verstand te gebruiken maar het leven laat zich zo niet sturen, er is namelijk meer aan de hand. Zo kan je innerlijk gevoel wel eens totaal iets anders aangeven. Een praktisch voorbeeld: stel, je hebt als ouders samen afgesproken dat je zoon of dochter om acht uur ‘s avonds naar bed moet. Toch is hier iedere avond heibel over; je kind bediscussieert de tijd en het wordt een strijd om de bedachte bedtijd uit te voeren. En dat terwijl je iedere avond consequent je boodschap aan je kind geeft: ”Het is acht uur en dus bedtijd”. Waarom werkt deze consequente boodschap niet, wat is het addertje? Het addertje is gelegen in het feit dat je niet alleen je woorden geeft als boodschap, je geeft “onder de radar” waarschijnlijk nog een tweede boodschap, namelijk (laat me raden):”Ach, het mag ook wel kwart over acht, of, twintig over acht worden. Dit is het innerlijk gevoel dat ook bij je leeft. In wezen maakt het je dus niet echt uit of de tijd zo precies wordt gehanteerd als bedacht. Je hebt nog wat innerlijke ruimte. Je geeft in feite een dubbele boodschap aan je kind! En, laat kinderen nou haarfijn zijn afgestemd op met name jouw onuitgesproken innerlijke boodschap “onder de radar”. Als kanttekening wil ik hierbij ook nog aanmerken dat maar 6% van de mensen, dus ook kinderen, zijn afgestemd op een auditieve boodschap. Het mederendeel van de mensheid reageert beter op een visuele of kinesthetische boodschap. (in een volgende nieuwsbrief meer hierover). Als je een dubbele boodschap afgeeft dan ben je niet congruent; je zegt niet wat je echt voelt. Het kind ziet een ouder die iets anders zegt dan wat deze van binnen voelt. Als je alleen vanuit je denken tracht op te voeden door consequent te doen, bereik je niet het gewenste effect. Het allerbelangrijkste is om congruent te zijn; communiceer wat je echt vindt/voelt. Oftewel: walk your talk! De ouder in dit voorbeeld moet zich dus afvragen wat hij/zij zelf echt vindt van de bedtijd. Als je als ouder een eenduidig boodschap geeft, zal geen kind er aan twijfelen. Ze ervaren dan pas dat jouw ‘ja’ een echte ‘ja is, en jouw ‘nee’ een echte ‘nee’. Het mooie is nu dat als je jezelf durft te zijn en communiceert met een congruente boodschap, je als vanzelfsprekend ook moeiteloos consequent bent; je vindt namelijk altijd wat je vindt als je ervan binnenuit ook echt achterstaat. Neem je denkbeelden over van anderen dan kan dat wel eens niet echt bij je passen. Dan wordt opvoeden een bedachte zaak; consequent willen doen komt vanuit een mentale activiteit. Een kind wil jou helemaal en ervaart op een diepere laag of het klopt wat je zegt. Een kindt begrijpt prima dat als je hoofdpijn hebt, er vandaag niet mag wat gisteren wel mocht. En dat als je vandaag echt vindt dat je niet met vieze schoenen in huis mag lopen, je dat morgen ook nog vindt. Dit biedt een kind ook veiligheid en zorgt voor een natuurlijk respekt. Bovendien werk je ook al aan het fundament voor een respectvolle, gelijkwaardige en een ontspannen relatie met je puber. Wil je zelf het verschil ervaren tussen consequent doen en congruent zijn dan kun je deelnemen aan de themadag op 16 februari. Er zijn maar 10 plaatsen beschikbaar; info en opgeven
Artikel 2: Jongensgedrag in het onderwijs
Dansen op de tafel Door: Robert de Klerk Vanzelfsprekend zijn ze weer naast elkaar gaan zitten in het computerlokaal: P. en S., de enige twee jongens in hun klas. Vanaf hun kleine testosteronvlot, dobberend op een zee van feminien groepsgedrag, bevestigen ze ook vandaag de vooroordelen over jongens in het onderwijs. En dan niet eens zozeer doordat er ándere dingen op hun computerschermen staan dan taaloefeningen of een schrijfproduct in uitvoering – dat is bij de meiden ook zo als ze denken dat ik niet oplet – maar door hun gedrag. Terwijl ik links en rechts de aftekenlijst van een paar klasgenoten bijwerk, houd ik hun privédomein van mannelijke energie in het oog. P. kijkt op YouTube naar een televisieserie. Met oordopjes in. Afgesloten van de rest. Vrijwel onbeweeglijk. Ongenaakbaar, bijna nors. Maar zijn rug zegt: zie mij. S. twittert. En luistert naar muziek. En heeft Hotmail openstaan. En houdt zijn telefoon in de gaten. En zit met zijn rechterbeen te wiebelen. En friemelt aan de witte strepen op zijn Adidasbroek. En kijkt af en toe mee op het scherm van P. En draait zijn hoofd om naar alles wat beweegt. En werpt die éne speciale blik die een jongen alleen inzet als er een mooi meisje langsloopt en er ánderen bij zijn die hem kunnen zien kijken. Anderen zoals P. Of ik. Want ik heb nog maar weinig jongens ontmoet die mij net zo onopvallend nauwlettend in het oog kunnen houden als S. Het is natuurlijk niet de bedoeling dat ze ‘niks’ zitten te doen. Ik ga er heus wel tegen optreden. Zometeen. Maar eigenlijk zou ik liever nog even blijven kijken naar dit sterke staaltje woordeloze male bonding. Ze hebben elkaar hard nodig, en al valt dat aan de buitenkant nauwelijks te zien: hun lichaamstaal, hoe verschillend ook, wordt door zó veel masculiene maskering gehinderd dat de oude poorten naar Jongensland weer moeiteloos openzwaaien, ergens diep in mij. Ik kan er niks aan doen. Ik heb een zwak voor die twee. Maar nu ik de laatste ontbrekende parafen heb gezet op de aftekenlijsten van twee toonbeelden van vrouwelijke doel- en taakgerichtheid, zal ik toch maar in actie komen. “Mannen, hoe gaat het hier,” informeer ik non-confronterend – ik zeg altijd ‘mannen’, nooit ‘jongens’: als wij willen dat zij zich volwassen gedragen en een beroepshouding ontwikkelen, moeten we hen ook als volwassenen aanspreken. S. zet de nonchalant-geamuseerde gezichtsuitdrukking op die hij al het hele cursusjaar zo druk aan het perfectioneren is. P. verdiept zijn zwijgen zo mogelijk nog verder en kijkt me vorsend aan. “Wachten jullie op een klassieke docentenopmerking, zo van ‘dit is een werkruimte dus dóe iets’, of zullen we dat gewoon overslaan en gaan jullie nu gewoon zelf aan het werk?” Er verschuift iets in P. Ik zie een minuscuul non-verbaal signaal, een micro-expressie die ik van binnenuit honoreer door ruimte en tijd voor hem te maken. “Jah, ik was eigenlijk iets aan het uitwerken over mijn stage”. Ik kijk naar zijn scherm, waar toch écht alleen YouTube opstaat, pareer de oude-jongens-krentenbroodblik van S. die me als een zoeklicht aftast, en richt mijn aandacht weer op P. “Vertel.” “Nou, het is een moeilijke doelgroep, probleemjongeren enzo, en het was een puinzooi, en ik wist er niks op te verzinnen”. Langzaam en lijzig laat P. los hoe moeilijk hij het had gevonden om zich een houding te geven. “Maar nadat ik met ze had staan pingpongen, en een beetje slap had geouwehoerd, ging het wel.” Aha. Tijd voor een zetje. “Ja, dat snap ik wel. Dat past bij jouw kwaliteiten, bij wie je bent.” Ik geef P. even de tijd om mijn woorden door zijn uiterst gevoelige bullshitdetector te halen – een ándere kwaliteit die ik in hem zie; eentje die hem overduidelijk teleurstellingen moet hebben opgeleverd – en slaag blijkbaar voor de test. Ik wacht op de voorzichtige uitnodiging in zijn ogen. “Jij hebt het vermogen om rust te creëren, balans, diepte. Dát is volgens mij de kern van wat je in dit werkveld kunt brengen.” Oké, genoeg. Zijn blik richt zich naar binnen. Waar het kwetsbaar is. Dit is blijkbaar wat er nu kan gebeuren tussen hem en mij. Ik verschuif mijn focus en richt me op S. En realiseer me te laat dat ik dat ik dat beter niet metéén had kunnen doen. “Altijd de accu’s schakelen via de nul, anders blaas je de spanningsregelaar op” – één van de mantra’s die ik als jongen vaak van mijn vader te horen kreeg op de boot. Hij heeft waarschijnlijk geen idee hoe universeel toepasbaar die praktische aanwijzing in mijn leven is gebleken. Want waar de volle energie van mijn gerichte aandacht precies was toegesneden op de verbinding met P., daar zet het residu van die energie S. acuut in de overdrive. Ik zie het voor mijn ogen gebeuren. Ai. Ik plant mijn voeten stevig op de grond en breng mijn adem naar mijn onderbuik. “Weet je, S., iedere man moet zijn eigen weg vinden, zijn eigen manier van werken ontdekken. Wat P. kan, kun jij niet. Maar het omgekeerde geldt ook. Jíj kunt mensen activeren, inspireren, enthousiasmeren. Vergeet nooit dat jouw energiebom een kwaliteit is, ook al heb je ongetwijfeld heel vaak in je leven gehoord dat het juist een probleem is waaraan je moet werken.” S. kijkt me aan of hij water ziet branden. En hij heeft natuurlijk een punt. Terwijl ik die energiebom juist probeer te ontmantelen, zég ik hem dat hij het daarvan moet hébben. Lekker congruent. Als mijn aandacht wordt getrokken door een klasgenote die ik eerder al had laten weten dat ik er ‘zo’ aan zou komen, geef ik S. met een hoofdknikje terug aan zijn eigen gedachten. De les is tenslotte bijna voorbij, en ik wil ook nog tijd vrijmaken voor vragen van anderen. Waarop S. enkele minuten later – het verbaast me eigenlijk niet – dan maar zélf de opgebouwde energie ontlaadt door op tafel te springen en een soort dansje te doen. Woorden zijn daarbij volstrekt overbodig, maar ik ben ervan overtuigd dat die van S. ongeveer zó zouden luiden: “Vind je mij dan nog steeds inspirerend enzo als ik écht gek ga doen?” Terwijl zijn bewegingsexplosie snel aan focus verliest, zoekt S. nadrukkelijk mijn ogen. Ik antwoord in lichaamstaal, met een open liftblik, helemaal vanaf zijn afgetrapte Nikes, die overigens (nee, natúúrlijk!) geen boek, map, etui, toetsenbord of muis hebben geraakt, omhoog langs zijn trainingsbroek, die door deze fysieke uitbarsting zo mogelijk nóg iets lager op zijn heupen is gaan hangen, over zijn hijgende borstkas, tot in zijn ogen. Dat is genoeg. We hebben beiden iets gezien én begrepen. Hier hoeft geen transactionele analyse meer aan te pas te komen. In mijn perifere blikveld zie ik de rest van de klas onverstoorbaar verder gaan met het inpakken van tassen en het afmelden van computeraccounts, alsof hier totaal niets ongebruikelijks gebeurt. S. springt soepel van tafel, grijnst breed, veegt als een schmierende B-acteur zijn schoenafdrukken van het tafelblad, raapt zijn spullen bij elkaar en loopt naar de deur, waar P. hem, schijnbaar onaangedaan, staat op te wachten . “Tot volgende week, meneer”. “Tot volgende week, mannen.”
Geef een reactie